Volmaakt onbewoonbare boleet

Een helverlichte middag in het bos, verlaten gebouwen van het sanatorium in Beelitz. Felle zon door een leeg kozijn. Een balorige toestand, zo’n pand in z’n eentje. Met een raam zonder ruiten, zonder deur toch zo buiten. Een grote stap, een sprong, en de wandeling gaat verder.
Glassplinters tussen de takken. Een halve boom over een pad. Dag spinnen, dag kevers, in jullie knooppunt van minuscuul leven. Schoenen en bladeren kraken een these/anti-these.
Terug naar de autoweg, een stukje nog. Tsss! Tsss. Daar loop je dan, denk ik bij mezelf, in de eenzame herfst. Dan duikt in de struiken ineens een man op. Half gebogen beweegt hij zich voort, een zonderling type. Grote neus, rare pet op. Ik kijk even omhoog, voel de zon in mijn ogen prikken, snuif de frisse herfstlucht op. Dit is normaal hier, het is zoekseizoen. Tussen de bomen door lopen om de haverklap mensen. Stedelingen die de drukte achter zich gelaten hebben voor paddestoelen. Van de paden af, de lanen uit.In mandjes van waaibomenhout nemen ze hun buit mee naar huis.
De man draagt een zwam nog groter dan zijn hoofd bij zich. Hoe lang zou zo’n ding erover doen om zo groot te worden, vraag ik me af. En, wat moet je met zo’n joekel van een paddestoel?
Een vrouw met achterop de fiets een grote stapel boleten verzekert me dat er geen giftige vondsten tussen zitten. De paddestoelenkennis gaat van generatie op generatie. Je leert het zoeken van je ouders, en die hebben het weer van hun ouders, en die weer van hun ouders. Ze zijn lekker bij de goulash, de paddestoelen, vertelt de vrouw ook nog.
Ergens ver van het pad mijmert intussen een kabouter over een nieuwe woning. Een heerlijk ruime paddestoel, geheel naar eigen smaak ingericht en opgeknapt. Traditioneel rood schilderen, de gehele buitenkant, daar denkt ‘ie aan, en als finishing touch natuurlijk: witte stippen.
In de verte loopt de man gewoon verder, met voor zich uit een volmaakt onbewoonbare boleet.