Wie heeft hem?

Jaren geleden, ik studeerde nog, ontmoette ik Gerrit Kouwenaar. In Wenen. De dichter was op bezoek in de Oostenrijkse hoofdstad voor een schrijversavond in de Alte Schmiede. Het was een bijzondere tijd van het jaar, begin oktober, zeker geen zomer meer, maar in Wenen is het dan mild. Het mooie van het najaar verzamelt zich in onstuimig vallende bladeren, een grote schakering aan kleuren verleent de stad in de loop van de weken een feestelijk laagje.

Ik hou van de herfst. Een tijd om buiten te zijn. Een tijd van losgooien, van verwachting ook. Elk jaar is er voor de literatuur iets om naar uit te kijken in deze periode. De donderdagen duren het langst.

Kouwenaar wilde wel een stukje wandelen, dus we zouden naar het Esterhazy Park gaan. We hadden een afspraak bij het hotel, in Mariahilf. Een van de eerste dingen die hij deed: zijn snor kammen voor de spiegel in de lobby. Een van de eerste dingen die hij zei: “Heeft Hugo hem?”

Hugo Claus leefde toen nog. Hij was de auteur uit het Nederlandse taalgebied die hoog scoorde bij de bookmakers als het ging om het winnen van de Nobelprijs.
Het eind van het verhaal is bekend. Claus kreeg hem niet.

Net als James Joyce. En Jorge Luis Borges. Franz Kafka. Nabokov. En Tolstoi, Tsjechov en Proust…. Niet.

Er zijn er meer. Maar voor sommigen maakt het niet meer uit of ze hem krijgen, de prijs. De literatuur zelf heeft deze auteurs tot laureaten gemaakt.

Vanavond stond er een klein stukje in de krant over Philip Roth, in Het Parool. Roth is gestopt met schrijven. Van nu af aan gaat hij zijn werk in omgekeerde volgorde teruglezen. De 74-jarige schrijver zegt te beseffen dat zijn tijd op begint te raken. Hij vindt het kennelijk goed geweest, na twintig romans. Ik heb het niet nageteld. Twintig? Misschien. Ergens zat een vreemde kronkel in het stukje. Nog eens opnieuw lezen. Er was iets raars. Alsof zich iets in omgekeerde volgorde voltrok. Het zat in de laatste zin: De Nobelprijswinnaar schreef meer dan twintig romans.

De tijd van Roth schijnt op te raken. De journalist van Het Parool lijkt in ieder geval zijn tijd vooruit. Zou de Amsterdamse krant nu ook hoofdstedelijke paragnosten voor zich laten schrijven?