Nou ben ik in de buurt waar ik woon in Amsterdam wel gewend aan vreemde figuren die net uit geheimzinnige holletjes en gaatjes lijken te zijn gekropen, maar in Venetië ben ik er toch even niet op bedacht. In een tentoonstellingspand met de, tsja, toch wat obscure naam Palazzo Bembo maait ineens een kunstenaar zijn weg door de zalen.
Met kleine pasjes beweegt hij tamelijk snel richting een groot schilderij dat explosief rood is. Even later wordt hij gevolgd door een groepje bewonderaars. Ze spreken met een Weens accent.
Ik heb het gevoel dat ik hem opvang als ik hem in zijn eentje in een zijgang op me af zie komen. Op het laatste moment stap ik opzij. Die hoed. Die baard. Dit is Hermann Nitsch, een stokoude man nu, maar ik herken hem meteen. Uit mijn studententijd. Toen hadden hij en zijn collega Günther Brus een roemrucht imago. Was het in het 20erHaus dat ik voor het eerst het werk van de Wiener Aktionisten zag? Fascinerend blijven ze, die kunstacties, bedenk ik me als ik vanuit mijn ooghoek de schalks loerende kabouter in de tentoonstellingsruimte bekijk.
Zijn ‘offer-rituelen’ met veel bloot, vrouwen en varkensbloed zijn wereldberoemd. Op zijn landgoed vonden de gekste kunstopvoeringen plaats. De bijbehorende ideeën die erachter zitten zijn onder andere ontleend aan Markies de Sade, Freud en Nietsche. ‘Orgie-Mysterie-Opvoeringen’ heetten zijn op z’n minst energiek te noemen performances. Dans, schilderkunst, architectuur en muziek moesten samensmelten. Vanuit Nederland ging Rudi Fuchs regelmatig voor deze performances naar Oostenrijk. Iedere tijd zijn kunst, iedere kunst zijn getuigen.
De oude kunstenaar houdt zich vast aan zijn werk. Het lukt me niet aan een orgie of een mysterie te denken.