Na een lange reis vanuit de Hauptstadt, verkeer ik in de warme buurt in Amsterdam. Warme buurt is een understatement: was het niet door het hoogzomerse weer, dan was het wel door de drommen mensen dat het hier zo waanzinnig aanvoelt.
Sinds een aantal weken staan er grote lampen op de Oude Kerk en ik vraag me af hoe lang het nog moet duren voordat de verlichting voor hoerenlopers uitgezet wordt. In ieder geval slaap ik nu niet alleen in het lawaai, maar ook in het volle licht.
Nee, ik heb niet van die achterlijk dikke gordijnen als de professionals in de seksbranche die in de panden om me heen hun zaakjes draaiende houden. Ik begrijp dat iedereen probeert de kost te verdienen en dat een prostituee ook, jawel, haar spreekwoordelijke broek op moet houden, maar ik betreur het dat ik daarvoor mijn nachtrust in moet leveren.
In de hitte kijk ik naar buiten. Het begint te regenen. Fantastisch, een beetje verkoeling! Helaas duurt het maar kort, en toch.
Het heeft iets moois, en het is tamelijk onverwacht. Als een kookpotje van een heks begint aan de overkant een ‘kerklicht’ te dampen. Dan hoor ik een groep roepende vrouwen. Er zijn wel vaker spreekkoren hier, maar dit is iets anders.
Het blijkt een gospelkoor dat het Oudekerksplein aandoet. Langzaam maar beslist komt een stoet van ongeveer dertig vrouwen langs. Ze lopen vrolijk zingend om de kerk en kijken bij alle rood verlichte huizen naar binnen.
Jesus saved my life, herhalen ze een aantal keer. Hun gezang klinkt opgewekt.
De regen klatert warm op de straatstenen. De vrouwen blijven zingen, ondertussen zacht in hun handen klappend.
Het is avond, dit ziet het Amsterdamse stadsbestuur niet.
Jezus, denk ik. Die wel.