‘Zijn er klachten dan?’
‘Dat niet, maar…’
‘Maar wat?’
‘Je begrijpt het toch wel.’
‘Ja, je begrijpt het toch wel?’
‘Nee.’
‘Linke Loetje de ijsjesdief?’`
‘Grapjas.’
‘Die gelukkig niet.’
‘Nou, even tussendoor, mijn dochter Marijn, vanochtend bij het ontbijt, ze is vier hè, vier! Gaat ze het ineens hebben over die hele kleine spikkelachtige…’
Vanaf de andere kant van de tafel:
‘Kunnen we het even centraal houden?’
De aanwezigen richten zich weer op, de blik op een projectie van een foto. Een beschadigde tegelwand op een pilaar, een gebroken woord.
‘Moor op!’
‘Hm…’
‘Hm?’
‘Moor op. Niet roken.’
‘Erg leuk, Hans. Hoe lang is dit al zo?’
‘Geen idee. Een paar jaar?’
‘Een paar jaar?!’
‘Ja, echt, ik weet niet beter dan dat het kapot is.’
‘Hoe is het gekomen?’
‘Tsja, dat weet niemand meer.’
‘Die tegels vallen er toch niet zomaar af?’
‘Nou ja… maakt het wat uit?’
‘Jou maakt niks uit.’
‘Zo lang we net doen alsof het allemaal niet uitmaakt…’
‘Wat er in een ander omgaat, bedoel je?’
‘Ik weet niet of we dat bedoelden, Adri, maar eh, zo zou je het kunnen zeggen.’
‘Ieder zijn heug.’
Iemand zucht, wie is niet goed duidelijk.
‘Iets met ieder, nou goed?’
‘Ieder voor zich?’
Weer gezucht.
‘Ja.’
‘Wat, ja?’
‘Volgens mij zijn onze vergaderingen daar niet voor.’
‘Voor?’
‘Voor. Moor. Op!’
‘Dit is iets voor Gebouwendienst.’
‘Daar zeg je wat.’
‘De gebouwendienst, wie zitten daar ook alweer, valt dat niet onder Facilitair Algemeen?’
‘Klopt.’
‘Als ik het goed heb, moet je dan Anita hebben, neem eens contact op met haar, goed?’
‘Ik noteer het.’
‘Okay, dan zijn we klaar voor vandaag, denk ik.’