De speelfilm The final portrait, naar het boek dat James Lord schreef over zijn verblijf in 1964 in Parijs bij Alberto Giacometti geeft een beeld van leven en werk van de beroemde beeldend kunstenaar in zijn hoogtijdagen.
Giacometti maakt een portret van Lord, die voor een paar dagen bij hem op bezoek komt. Althans, dat was het idee – een paar dagen. Maar al schilderend blijkt dat de grote meester van geen ophouden weet. Aanvankelijk kijk je mee hoe het schilderij opgezet wordt en hoe de jonge schrijver poseert op een wankel rotanstoeltje in het indrukwekkende atelier in Parijs, vol met ‘bijna affe’ werken. Algauw wordt de situatie anders: in de ogen van de grote meester gaat het helemáál niet goed, en de schrijver krijgt de vraag langer te blijven zodat ze het toch nog af kunnen maken. Lord moet herhaaldelijk zijn vertrekdatum uitstellen en in de film zie je hem keer op keer bellen om zijn vlucht naar New York om te zetten. Dagen worden weken.
Giacometti (wiens rol vertolkt wordt door Geoffrey Rush, die overigens bijzonder lijkt op de man die hij speelt) toont zich een getormenteerd kunstenaar die zich vaak geen raad weet met zijn eigen werk, helemaal in de ban is van een meisje dat samen met haar pooiers op vrolijke wijze een deel van zijn geld opstrijkt, jachtig leeft, zich tegoed doet aan wijn, en als het erop aankomt geen goed woord over heeft voor zijn artistieke tijdgenoten.
Toch krijg je geen hekel aan hem, en ik vraag me af hoe dat eigenlijk komt. Misschien omdat het allemaal niet uitmaakt, uiteindelijk. Door al zijn wanhoop heen is er geld voor iedereen, wijn genoeg in de kroeg, en gaan de wandelingetjes over de begraafplaats om de hoek. Zelfs de pooiers in de film zijn te relativeren, het zijn schoften, maar van het nostalgische soort.
Een paar maanden nadat Lord bij hem was, overlijdt Giacometti. Lord staat op het laatste portret. Een portret dat af raakte. Door een list.
Wekenlang eindigde elke schilder-sessie in een teleurstelling, want telkens deed Giacometti zijn werk teniet. Dan stopte hij vrij plotseling en schilderde in grijs heel grof het het gezicht helemaal over.
De jonge schrijver, die zo langzamerhand helemaal maf werd van de situatie, had op een gegeven moment door wat er gebeurde; hij ontdekte min of meer een patroon in de werkwijze. Zo wist Lord dat één specifiek ding de hele tijd klaar lag, het was vaker gebeurd dat hij in een oogwenk was opgepakt: de kwast die alles weghaalde. De grote grijze.
Een ontdekking als een leerzaam inzicht.
Als het erop aankomt, kun je voordat de grote grijze kwast komt, opstaan en weglopen.