‘O, dennenboom, o dennenboom, wat is je autodak wonderschoon!’
‘Huh?’
‘Hee ja, een boom on tour.’
‘Nemen die Zuid-Duitsers en Oostenrijkers in Prenzlauerberg nu ook al hun kerstbomen mee uit de eigen heimat?’
‘Eigen bomen eerst!’
‘Ja, of: wat je ver haalt is lekker.’
‘Hm… ziet er strak uit, zo’n ingesnoerde dennenboom op het dak.’
‘Beetje zielig ook wel, hoewel dat denkelijk wel meevalt.’
‘Wist je dat een kerstboom als deze er wel tien jaar over doet om zo groot te worden?’
‘En dan gaat de bijl erin.’
‘En dan is hij klaar voor het feest.’
‘Hakhak hakhakhak.’
‘Joeh. Vrolijk kerstfeest.’
