Is daar iemand?

Hoewel het niks lijkt, kan een boswandeling heel wat opleveren. Je zet de ene voet voor de ander. Je haalt een frisse neus. Schopt wat takken van het pad. Laat ideeën de revue passeren. Luistert naar de stilte die helemaal niet stil is – wat moeten die vogels toch?

Herinneringen aan eerdere tochten dringen zich op als fragmenten, alsof ze zich voor je ogen afspelen: een vos in actie, een buizerd die een vaste plek heeft om een prooi te verorberen.

Na het afdalen in een grote groene kuil, een diepe open plek in het bos, klop je de rommeltjes van je broekspijpen. De onduidelijke hoge begroeiing geeft kennelijk af. Dit is het soort gras waarvoor de hulp van de schaapskudde ingeroepen wordt. De schapen duiken overal op, ze doorkruisen de stad.
Altijd weer is het een verrassing wanneer ze er zullen zijn. Soms zijn ze een bezienswaardigheid, als ze via de Waalkade naar een ander eind van de stad lopen bijvoorbeeld.
Ze blijven altijd maar kort, wat overblijft zijn alleen wat plukken vacht aan prikkeldraad.

Waar hoog gras is, worden ze ingezet. Het gras is beter eetbaar dan maaibaar. Het begrip ‘rafelranden van de stad’ krijgt een andere betekenis, als je weet hoe wild ze de boel losrukken.

Een paar dichtregels van Hugo Claus, onlangs zijn ze samen uitgeroepen tot ‘mooiste zin’ van de alweer tien jaar geleden overleden dichter, waaien langs in de gedachten.
Ze komen uit het gedicht ‘Oog om oog’:

Het is beter gras te zijn
Men kan het maaien, wieden en

wild groeit het weer, en altijd anders

En dan zul je het krijgen. Na een meter of duizend.
Een mengeling van gevoelens.
Dat kan niet anders dan van buiten komen: een hoog gepiep galmt tussen de bomen door.
Eh… Wat piept? Wat doet?

Ojee. Het gepiep doet denken. Aan vroeger. Alsof er een schakelaar omgezet wordt, staat hij aan mijn voeten, een kleine speelgoedhond aan een draad.
Aan het eind van de draad zit een simpel besturingssysteem met twee knopjes om de hond te laten lopen en blaffen.

Het lopen is niet meer dan geschuif en gewieg. En het blaffen klinkt niet als blaffen. Het is piepen wat deze mechanische vriend doet.
Aan aaien hoef je ook al niet te beginnen. Hij is stram en niet knuffelbaar. Jammer eigenlijk, het is zo lekker om een hond te aaien.

Ondertussen gaat het gepiep door. Het geluid komt uit een boom.

Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! Piep! 

Hee, zeg, kan het wat minder?!

Het oneindige verhaal. Gemaakt met één woord.
Piep.

Waar komt het gepiep eigenlijk precies vandaan?
Daar!
Een perfect rond gat op ooghoogte.
Wauw!! De kamer van een specht.
Aaa, wat schattig.
Kijk hem zitten, met z’n mooie snoetje.
Nu niet meteen weer verliefd worden.
Hallo, is daar iemand?
Nee, ik ben er niet. 

schapenvacht


Tekst en beeld: Ilona Verhoeven

www.mixedmediasoup.com