Terwijl het verkeer langs suist, tik ik een regel of wat. Er is een boek in de maak. Af en toe speel ik een paar noten op mijn melodica. Niet dat ik een groot repertoire heb, een paar maten maar, en die doe ik uit het hoofd. Wat in me opkomt, meestal de intro van het nummer dat Doe Maar maakte met Herman Brood bijvoorbeeld.
De hemel boven Berlijn was roze vanvavond. In de lucht was het stil; de zwaluwen zijn alweer meer dan een week weg, definitief naar het zuiden.
Een nieuwe herfst is in zicht.
Al tijdens de schemering was de maan zichtbaar; een kleine sikkel boven de huizen aan de overkant. In de bomen langs de trambaan landen kraaien, ze maken geen geluid. Stadsnatuur.
In Nederland moeten stadskinderen kennis maken met de natuur door middel van minibossen in de steden, zo meldde het NOS-journaal. De bossen zijn zo groot als een tennisbaan. Ik zou zeggen maak er dan een tennisbaan van en laat die kinderen lekker tennissen, en, belangrijker, stop met het kappen van bomen in de steden en, nog belangrijker, stop direct met het gebruik van glyfosaat.
Maar mij word weer eens niks gevraagd.
Ik zit in Berlijn. Te tikken.
Tussendoor lees ik. De laatste tijd vooral verhalen. Vanavond over een Russische moeder die haar zoon ervan doordrongen heeft dat hij verantwoordelijk was voor haar ontmaagding. De dokter wist van niks, en toen de zoon werd geboren, brak haar vlies. De band tussen moeder en zoon is merkwaardig innig, een kwelling in zekere zin, maar het is ook liefde.
Het nieuws dan nu. Inmiddels zijn er in Duitsland dit eerste halfjaar al driehonderd mensen verdronken, waarvan twintig kinderen onder de 15 jaar. De Duitse Reddingsmaatschappij DLRG legt voor het sterven van de kinderen een directe link met het te druk zijn met de mobiele telefoon. In het Volkspark in Prenzlauerberg zijn veel ouders met kinderwagens onderweg. Zelden zie ik er een die niet in een mobiele telefoon kijkt. De kinderen in de wagens kijken verveeld, dat wel. Misschien helpt het om hen ook allemaal een mobiele telefoon te verstrekken.
Meer nieuws. Donderdag wordt Madonna zestig. Ziet ze eruit als zestig? Vast. Maar dan wel als Madonna die zestig is. Popartiesten die richting de pensioengerechtigde leeftijd gaan, bezorgen mij altijd een gevoel van lichte paniek en hoop tegelijk. De Rolling Stones zijn allemaal al ver over de zeventig. Zij zijn al zo oud dat ik er niet eens meer bang van word. Doordat ze maar doorgaan, denk ik. Op die manier laten ze zien dat de tijd een rekbaar begrip is, zoiets.
Het lijkt alweer zo lang geleden dat ik op het balkon naar de Bloedmaan keek. Daar zat ik dan, op de uitkijk naar de maan. In de vensterbank stond de verrekijker, voor het geval dat. Ergens links van het huis moest er iets gaan verschijnen. Dat was het zuidoosten. De avond ervoor had hij ook daar aan de hemel gestaan, helwit en volrond, hij was toen zo licht dat het bijna pijn deed aan de ogen. Die avond zou hij verduisterd worden. De aarde stond precies tussen de zon en de maan in. Alles draait, alles beweegt en af en toe komt het zo uit dat het wonder zich openbaart door alles er anders dan anders uit te laten zien.
Ik zat op het balkon en richtte mijn blik net boven de boomkruinen en op de torenspits van de kerk tegenover het park. De zwaluwen gaven een schitterende vliegshow, nieuwsgierig volgde ik hun vluchten, ik genoot van het hoge piepende geluid. Bij onverhoeds opkomende bewolking, had ik in ieder geval mijn luchtspektakel al gehad.
Tevreden tuurde ik de horizon af.
Nog niks.
Iets na half tien doemde een vaag silhouet op. Ja hoor, daar was hij: de bloedmaan. Door de schaduw van de aarde en het zodoende slechts verstrooide licht kreeg de maan een andere aanblik. Hij kleurde rood, alsof hij doorbloed was. Die verkleuring viel wel mee, in eerste instantie. Het was een prachtige maan en, zo stelde ik vast, hoogstens wat donker. Maar de eclips was nog bezig. Tijd om weer eens een foto te schieten. Tot mijn verbazing was op beeld een veel rodere maan zichtbaar dan wat ik even ervoor zonder fototoestel zag. Ook in werkelijkheid werd de maan donkerder en roder.
Met mijn ellebogen leunend op de rand van het balkon tuurde ik door de verrekijker. Hoog in de lucht hing een schitterende ronde ballon die er heerlijk zacht uit zag, zo zacht dat ik niets anders wilde dan hem ophalen en knuffelen. Ik kon er niets anders van maken; dit was een perfecte perzik!
Op het balkon naast me hoorde ik het buurmeisje tegen haar broertje fluisteren: vanavond zou hij rood zijn.
Heel even staken ze hun hoofden om de hoek. Ja, het klopte, hij was rood. Gauw gingen ze weer naar binnen.
In mijn hoofd hoorde ik ineens de zachte, resolute stem van Gerrit Kouwenaar, de stem die een gedicht voorleest. Het ritme van het opzeggen van woorden, Kouwenaar kon voorlezen alsof hij een boodschappenbrief doorgaf, wat ik niet gekscherend bedoel, het was gewoon zo, er zat rust in zijn manier van lezen. Hij las: ‘…verslindt men de krekels de nachtwind de wereld, dit/is niet te verzinnen, geen zin, alles/ zit fit in zijn schil onder de lichtrose maan, vol/ ledig volmaakte oneetbare perzik -‘
Het was het einde van zijn gedicht getiteld Het meesterwerk: lichtrose maan, vol.
De weken waren omgevlogen, met hard werken en nieuwe dingen doen. Op een warme avond was ik zo lang wakker gebleven dat de zon weer op kwam. Ik had het niet bewust gedaan, ik was alleen en zat aan tafel. Ik haal nooit nachten door, ik sta liever vroeg op. Nu was ik echter nog niet klaar om te gaan slapen, om onverklaarbare redenen kun je je vanbinnen donker voelen, dat geeft niet, langzaam leven helpt, dus ik mijmerde wat, en ik las in een boek van John Berger, dat ik in de maand ervoor bij de bookshop van de National Portrait Gallery Londen gekocht had.
De muren in het Besiendershuis, waar ik die avond verbleef, tikken en kraken in de nacht. Een mooi geluid. Vooral als het echt stil is, ook in de omgeving. Ik wachtte op het getik. Daarvoor moest het eerst stil zijn in huis.
Door de overmatige drukte van de Vierdaagsefeesten leek het wel alsof ik nog meer behoefte had aan het wegvallen van lawaai.
Op een bepaald moment ontdekte ik boven de Waal een roze streep.
Een licht ontstak zich.
‘Voor het eerst sinds jaren hangt de maan/ weer als een vrucht in de lucht/ waar was men al die tijd/ en wat deed men elders en beter’… De eerste regels van het al eerder aangehaalde gedicht van Kouwenaar. Zou het mogelijk zijn dat de maan nieuw bloed kan geven?
De brug in Genua die tijdens een noodweer deze week instortte, is uiteraard nog steeds groot nieuws. Intussen is in Italië de schuldvraag opgekomen. Zo’n vraag is essentieel in een katholiek land als Italië. Het dodental van de apocalyptische gebeurtenis staat als ik dit hier opschrijf op 42.
De dood, een overval.
De populistische ‘5 sterren beweging’, in het Italiaans afgekort als M5S, de politieke partij die sinds dit jaar in Italië in de regering zit, heeft naar nu blijkt verschillende waarschuwingen van experts in de wind geslagen. Onder bouwkundigen stond de brug als zeer onbetrouwbaar bekend, en zij adviseerden al langer om de brug te sluiten en te vernieuwen. De constatering dat de brug niet veilig zou zijn, is door de politici van M5S afgedaan als een ‘sprookje’.
Nadat ik gisteren via internet beelden van de ramp had bekeken en op Twitter diverse teksten van cynische Twitteraars had weggeklikt, liep ik naar de kast en pakte een boek. Noem het de troost van de literatuur.
Het was De brug van San Luis Rey, geschreven door Thornton Wilder in 1927, het jaar erop ontving hij de Pulitzerprijs voor dit werk. Een verhaal over een brug die breekt. Ik las het vorig jaar, en was onder de indruk.
Mensen verliezen in dit boek plotseling hun leven. “Waarom deze mensen, waarom nu, waarom op deze manier”, is de vraag die er gesteld wordt.
We zijn eraan gewend dat bruggen verbinden. Het wonderlijke van bruggen is misschien juist dat ze níet instorten.
Bericht uit Berlijn, zomer 2018, tekst: Ilona Verhoeven (foto’s ook :-)