Liefste,
Nou, daar zit ik dan.
Je moest eens weten hoe vaak ik aan je denk!
Wel duizend keer per dag. In mijn hoofd klinkt dromerige muziek, een orkest uit de vorige eeuw. Op de achtergrond een lichte ruis, het suizen van de platenspeler. Ook als het lied afgelopen is, kraakt het in mijn oude hoofd. In populaire bladen vragen ze wel eens: wat zou je voor advies geven aan je jongere zelf? Dan denk ik: mijn jongere zelf, mijn jongere zelf!? Fuck die jongere zelf.
Nu zit ik opgescheept met de jongeman die de eerste liefdesbrief schreef. De eerste liefdesbrief aan jou in het nieuwe jaar. Hij tikte zijn brief op een proefwerkblaadje. En op een machine. Net als ik nu. Deze jongen wilde samen zijn. Dag en nacht. Maar wat moest ‘ie, de stumper, elke dag weer? Inderdaad: zijn biezen pakken.
Binnenkort is hij het zat!
Ja hoor, iedereen is het zat. Maar daar koop je niks voor. Je weet nooit of er iets uitkomt met mensen die het zat zijn.
Nu heb je van die jongens die blijven gewoon toch. En van die meiden die dan zeggen dat hun verkering al naar huis is.
‘Naar huis, zomaar ineens?’
‘Ja, pap, hij moest de laatste tram halen. Hij verontschuldigt zich ervoor dat hij net weg moest toen jij op de wc zat.’
‘Geeft niet, schat, ik had er geen erg in dat het al zo laat was.’
Of een meisje zegt dat hij weggegaan is toen vader even in slaap was gesukkeld. De televisie is al sinds hij bestaat iets om bij in slaap te vallen, dus vroeg of laat is de vader even buiten bewustzijn.
Dat soort dingen gebeuren. Dat zijn de dingen waar je gebruik van moet maken.
De volgende ochtend is het een kwestie van wachten tot vader het huis verlaat. Met de hond. Die laatste zit uiteraard in het complot. De hond moet er namelijk altijd nodig uit.
Daarna kan het eerste bezoek zijn intrede doen.
Op 18 januari 1960 schreef ik de brief. Wie ik ben, weet niemand, want de naam is als enige niet met de machine geschreven. Een krabbel met vulpen, dat is wat eronder staat. Zo ben ik nu anoniem. Verliefd ook, dat zeker, maar zoals de schrijver, ik dus, zegt, in het Duits: Alles dummes verliebtes Gerede! Aaaach Gooootchen!!
Aaah gossie. Zeg dat wel.
De brief is zomaar een brief, de eerste liefdesbrief aan jou in het nieuwe jaar. Gevonden tussen een baal ansichtkaarten, oude foto’s en allemaal half vergane boeken op de markt.
Mogelijk zaten er meer spullen van je in een andere doos. Misschien keek ik je aan via een foto.
Anderen aankijken zonder dat ze terugkijken. Wildvreemden aankijken. Het is aan de orde van de dag, via foto’s in een scherm. Op Instagram, Facebook, Twitter, en al die andere kanalen die mensen profielsgewijs presenteren. Het gaat maar door, de hele tijd. Ja, nu ook, als jij deze brief leest. En straks weer, nog steeds, opnieuw, als je even opkijkt, om je ogen rust te geven. Als je in slaap valt. Wanneer je weer wakker wordt. Het kijken heeft geen einde meer.
Het leven als prikbord.
Er was geen envelop. Is de brief door haar zonder envelop bewaard? Of heeft hij hem nooit verzonden?
Hoe dan ook. Ik heb je gemist, denk ik.
Ein ganz langer schöner Kuß auf Deine weichen Lippen,
Dein
was getekend Berlin, den 18.1.1960