Het raampje was gesloten. Erachter stond een vrouw. Ze was gesluierd. Onder een witte sluier was een blauwe jurk zichtbaar.
Door het geribbelde glas was dat alles wat er was.
Een beeld van een vrouw achter een raam.
Een toiletraampje? Ik nam een kiekje, per slot was ik bezig met een project. *) Ik had heel Nijmegen-Brakkenstein door gepeddeld (nee, niet met een boot, per fiets! Op de pedalen staan, weet je wel) en al talloze Maria’s gezien, in gevels, aan huizen, en ze zodoende per foto meegegapt.
Zat Maria op het toilet? Dit was het katholieke Nijmegen, zoveel was duidelijk. Het was niet de enige Maria in de buurt. Overal waren afbeeldingen van Onze Lieve Vrouw te vinden. Meestal naast of boven de voordeur.
Ik vroeg aan een man die zijn huis uitkwam: kunt u me iets meer vertellen over de Maria’s bij uw deur? Bij hem zaten namelijk maar liefst twee Maria-afbeeldingen in de gevel. De man gaf antwoord, met enige tegenzin. Ik had het echt vriendelijk gevraagd, en toch. Ik begreep het wel, vriendelijk of niet: het bleef een vreemde vraag, eentje die hem nog nooit gesteld was.
De ene Maria zat er al lang, daar wist hij weinig van. Die andere daarentegen was iets van hem persoonlijk: die had hij vijftien jaar geleden meegenomen uit Rome. Toen hij dat vertelde, klaarde zijn gezicht wat op.
Er zitten in de buurt meer Maria’s in de huizen, ging hij verder. Ineens kreeg hij iets trots over zich. Ja, dit was maar mooi de buurt met de madonna’s!
Tegelijkertijd had hij geen idee hoe het kwam, al die Maria-beelden. Nou, inderdaad: best veel, aan de overkant ook al. Alsof het iets besmettelijks is, het hebben van een Maria.
Het kon ook mode zijn. Of iets heel anders.
Er schenen nogal wat huizen te zijn die na de oorlog gebouwd waren. De Maria’s zaten meestal in de oudere huizen.
Je vous salue, Marie, pleine de grâce,
le Seigneur est avec vous.
Vous êtes bénie entre toutes les femmes
et Jésus, le fruit de vos entrailles, est béni.
Sainte Marie, Mère de Dieu,
priez pour nous pauvres pécheurs,
Maintenant et à l’heure de notre mort.
Amen
Een Frans gebed, in mijn hoofd. Het laatste zinnetje sla ik nogal eens over, hoewel ik het woord ‘mort’ toch nog altijd mooier vind klinken dan het Nederlandse ‘dood’.
Maria bid voor ons. Soms staat het er afgekort bij op een tegel of tableau: B.V.O. Daar kun je dan op vertrouwen.
In moeilijke tijden kun je een beroep doen op haar, Maria, de moeder Gods. En als het beter gaat is een bedankje op z’n plaats. Veel van de tegeltjes en Maria-beelden stammen daarom uit de Tweede Wereldoorlog – en ook van niet lang erna.
Ik dacht aan tante Cor die me lang geleden in een zomervakantie na het warm eten tussen de middag, gewoon tijdens de afwas, leerde hoe je een Weesgegroetje moest opzeggen. In het Frans. Zo had zij het ooit in haar eigen jeugd geleerd. Mijn vader was het er niet mee eens, voor hem had het geloof afgedaan, maar ik vond het prachtig een aantal volzinnen in het Frans achter elkaar te kunnen zeggen – mijn leraar Frans voor wie mijn uitspraak nooit goed genoeg was, zijn naam ben ik gelukkig vergeten, was toch niet in de buurt.
Ja, hier had ik gewoon lol in.
En ik kon heus best goed Frans!
En Jezus, le fruit de vos entrailles, was dus een stuk fruit.
Waarschijnlijk een lekkere druif, op de arm bij mama.
*) …het project Frontlijnen in samenwerking met het Besiendershuis in Nijmegen
tekst: Ilona Verhoeven